Een 4/5e contract als minimum voor sociale rechten? Een slecht idee.

Auteur: philippe diepvents -  29 april 2025  - Werken
Image
sociale bescherming, gezondheid

Wordt 4/5e werken het nieuwe minimum? Je zou het haast gaan geloven. Op voorstel van Minister van Werk Demir besliste de Vlaamse Regering afgelopen vrijdag om het recht op opleidingsverlof te beperkten tot wie minimaal 4/5e werkt.

Ook de Vlaamse voorrangsregels in de kinderopvang redeneren langs dezelfde weg: een koppel dat samen minder werkt dan 80% krijgt geen voorrang voor een plaats voor de kinderen. Deze week volgt daarover trouwens een uitspraak van het Grondwettelijk hof, want samen met een brede coalitie trok het ABVV naar de rechtbank hierover.

Een derde voorbeeld in die richting vinden we in de regels die de federale regering hanteert voor het beperken van de werkloosheid in de tijd. Wie onvrijwillig deeltijds werkt krijgt vandaag een aanvullende uitkering. Ook deze zou echter verdwijnen na de voorziene periode van recht op uitkering, ongeacht of het feit dat je deeltijds werkt nu een eigen keuze is of niet.

De politiek is duidelijk geen fan van wie deeltijds werkt. Meer nog, er sluipt stilaan een zweem van verdachtmaking in het discours ten aanzien van wie niet voltijds aan de slag is.

De politiek is duidelijk geen fan van wie deeltijds werkt. Meer nog, er sluipt stilaan een zweem van verdachtmaking in het discours ten aanzien van wie niet voltijds aan de slag is. Minister Demir verwoordde de redenering hierachter treffend in haar voorstel: “Die mensen hebben meer vrije tijd die ze kunnen inzetten voor een opleiding in plaats van die te vragen aan hun werkgever en zo afwezig te zijn op het werk.” Ook bij de voorrangsregels kinderopvang redeneert men op een dergelijke manier: je ‘zit thuis’ en hebt dus ‘tijd genoeg’.

Deze stellingname klinkt misschien op het eerste zicht helder, maar erachter schuilt een diepgaand gebrek aan voeling met de realiteit van onze samenleving en van onze arbeidsmarkt.

Deeltijds werk is een realiteit voor vrouwen

Volgens Statbel werkt 26,4% van de werknemers niet voltijds. Het gaat om zo’n 13% van de mannen en 41% van de vrouwen. Als we kijken naar wie minder dan 4/5e werkt komen we op 4 tot 7% van de mannen en 15 tot 22% van de vrouwen. Het soort maatregelen waarover we het hier hebben, komt er dus op neer dat we potentieel 1 op de 5 vrouwen uitsluiten van bepaalde rechten.

Als we een 80% job als norm nemen om sociale rechten toe te kennen, benadelen we vrouwen buiten proportie.

De eerste vaststelling is dus dat als we een 80% job als norm nemen om sociale rechten toe te kennen, we vrouwen buiten proportie benadelen. Het gaat immers voorbij aan de maatschappelijke realiteit die er vandaag nog steeds is als het gaat over de verdeling van arbeid tussen mannen en vrouwen.

…en de drijvende kracht in bepaalde sectoren

Maar het verhaal gaat veel verder dan dat. De tendens om negatief te kijken naar deeltijds werk gaat ook in tegen de realiteit van de werkvloer. In bepaalde sectoren ligt het aandeel deeltijdsen immers veel hoger dan gemiddeld – tot meer dan de helft van de werknemers. De horeca en de zorgsector zijn duidelijke voorbeelden, maar ook in de kleinhandel en de dienstenchequesector zijn deeltijdse contracten sterk oververtegenwoordigd.

Neem de sector van de gezinszorg en bejaardenhulp (PC318). Er werken ongeveer 29.000 mensen in deze sector waarvan de grootste groep als verzorgende/zorgkundige. Daarnaast zijn velen aan de slag als logistiek medewerkers en zijn er een aantal begeleidings- en andere omkaderingsfuncties. Deze sector telt 96% vrouwelijke werknemers. En deze werken overwegend (84,4%) deeltijds. Als we in deze sector de norm voor sociale rechten op 4/5e werken leggen, dan zal de meerderheid van de werknemers in deze sector uit de boot vallen.

Ook in de dienstenchequesector zou een maatregel zoals Demir voorstelt er stevig inhakken. Daar werkt volgens de RSZ cijfers slechts een minderheid voltijds (12,6%). In het tweede kwartaal van 2024 werkte 43,3% van de huishoudhulpen maximum 65% en nog eens 44,1% werkte tussen de 65% en 95% van een voltijdse baan. Dat betekent dat meer dan 2 op 3 poetshulpen vanaf volgend schooljaar geen recht meer zullen hebben op opleidingsverlof. Ook hier is 96% van de werknemers een vrouw.

2 op 3 poetshulpen riskeren volgend schooljaar het recht op Vlaams opleidingsverlof te verliezen.

Hoewel deeltijds werk veel meer voorkomt bij vrouwen is het een vergissing te denken dat er nergens voor mannen hoge cijfers op te tekenen zijn. Ongeveer de helft van de jobs in de horeca wordt bijvoorbeeld op deeltijdse basis uitgevoerd. Het aandeel ligt hoog bij zowel mannen (40,5%) als vrouwen (61,6%).

Vandaag vinden we de grootste gebruikers van Vlaams opleidingsverlof in de dienstensector (23%), social profit (20%) en metaalindustrie (17%). Simulaties tonen dat ten opzichte van wie vandaag al het opleidingsverlof gebruikt, zo’n 5% niet meer in aanmerkingen zou komen. Dat zijn een kleine 3.000 werknemers die vandaag opleiding volgen met het systeem en dat vanaf 1 september niet meer zullen kunnen doen.

En wat met re-integratie van langdurig zieken?

Het is best ironisch, of misschien eerder tragisch, maar in het Vlaams Regeerakkoord is er maar 1 keer aandacht voor deeltijds werken. En dat is wanneer het gaat over langdurig zieken. De Vlaamse Regering wil wie langdurig ziek is immers stimuleren om alvast deeltijds terug aan de slag te gaan. Artsen worden aangemoedigd om te kijken naar hoeveel een zieke persoon nog wél kan werken, ook als dat ‘slechts’ deeltijds is. De mogelijkheden om ziekte en deeltijds werken te combineren wil men ook uitbreiden.

Daarmee toont de Vlaamse Regering haar geloof in de kracht van deeltijds werken in de strijd voor reïntegratie van werknemers die uitgevallen zijn door ziekte. De laatste jaren zit het aantal langdurig zieke werknemers dat toch deeltijds opnieuw aan de slag gaat overigens effectief ook in de lift. Door hen echter bij voorbaat al uit te sluiten van bepaalde rechten, vallen de maskers af en werkt de regering de facto hun eigen doelstellingen tegen.

Respect voor deeltijdsen

Tot slot gaat de redenering ook voorbij aan de redenen voor deeltijds werk. In sommige sectoren is het haast onmogelijk om een voltijds contract te krijgen. Trouwens, wie deeltijds werkt 'zit niet thuis' de rest van de week, maar neemt vaak broodnodige zorgtaken op in het gezin of recupereert van zware shifts. Bovendien is het aanbod aan opleidingen of kinderopvang doorgaans ook niet zomaar afgestemd op de vaak wisselende werkroosters van deeltijdse werknemers.

Een deel van onze samenleving en economie draait op deeltijdse werknemers. Het zou politici sieren om wat meer waardering te tonen voor hen.

De nuchtere realiteit is dat onze samenleving en een deel van onze economie draait op deeltijdse arbeid. Zonder zouden sommige sectoren instorten. Met de dag van de arbeid in het vooruitzicht zou het onze politici sieren om wat meer waardering te tonen voor deeltijdse werknemers.